Het laatste nieuws
EEG-metingen bij baby’s en peuters: hoe zorg je voor waardevolle data?
Met de data die via YOUth verzameld worden, schrijven onderzoekers wetenschappelijke publicaties. De publicatie van jeugdonderzoeker Bauke van der Velde werd onlangs gepubliceerd. Bauke onderzocht welke factoren invloed hebben op de kwaliteit van de gegevens die verzameld worden via EEG bij baby’s en peuters.
Onderzoek bij baby’s kan best lastig zijn. Dat weet YOUth-onderzoeker Bauke van der Velde maar al te goed.“Je kan een baby niet vragen om stil te zitten, of vragen om zich even op de taak te concentreren”, vertelt Bauke. Het zal dan ook niemand verbazen, dat dit terug te zien is in de kwaliteit van de verzamelde data. Zo lang er onderzoek gedaan wordt met baby’s weten onderzoekers dat een deel van de data minder goed bruikbaar is. De vraag is hoe je dit verlies zo veel mogelijk beperkt. Bauke onderzocht via YOUth welke factoren bij een EEG-meting invloed hebben op de kwaliteit van data. “Ik heb gekeken naar factoren gerelateerd aan het kind zoals leeftijd, geslacht en vorm van het hoofd, en naar factoren gerelateerd aan de testomgeving. Bijvoorbeeld het tijdstip van de meting, het seizoen en de aanwezige onderzoeksassistent.”
Gevoelig voor dataverlies
Bij kleine onderzoeken probeert men vaak deze factoren voor alle kinderen gelijk te houden, om daarmee de effecten op dataverlies te beperken. Bijvoorbeeld door alleen in de ochtend te testen, of alle tests door één onderzoeksassistent te laten doen. Maar het YOUth-onderzoek is een heel groot onderzoek. Het is onmogelijk om deze factoren gelijk te houden bij alle baby’s. Dat maakt de data van YOUth gevoeliger voor dataverlies. Maar de grootte van het onderzoek heeft ook een voordeel: je kan heel goed onderzoeken welke factoren invloed hebben op verlies van data.
Duizenden gegevens
Bauke bestudeerde de EEG-gegevens bij YOUth van 1.278 baby’s van 5 maanden oud, 1.048 baby’s van 10 maanden oud, en nog eens 104 peuters van 3 jaar oud. Het verlies van gegevens werd voor elke baby en peuter berekend. “We hebben dit verlies van gegevens gerelateerd aan geslacht, leeftijd, hoofdvorm, het welzijn van de baby of peuter (was de hij/zij ziek of moe?), tijd van de EEG-meting, het seizoen van testen, en de onderzoeksassistent die de meting uitvoert.”
Opvallende resultaten
Bauke ontdekte dat veel verschillende factoren de kwaliteit van data beïnvloeden. Sommige daarvan waren niet erg verrassend. Zo zorgen onderzoeksassistenten voor verschillen in de kwaliteit. Maar bijna alle onderzoeksassistenten werden in de loop van de tijd beter, en zorgden dan voor minder dataverlies. Verder is er minder verlies bij oudere kinderen en is testen in de ochtend ook gunstig voor de kwaliteit. Lange experimenten zorgen juist weer voor meer verlies van data. Bauke ontdekte ook een aantal minder voor de hand liggende dingen. Opvallend is dat er bij jongens minder dataverlies is dan bij meisjes. Testen tijdens de zomer is gunstig voor de data, en de vorm van het hoofd heeft ook invloed op dataverlies.
Voorkomen van dataverlies lukt nooit helemaal. Maar de inzichten uit de publicatie van Bauke helpen alle kind- en jeugdonderzoekers bij het verbeteren van hun onderzoek.
Niet alles is te controleren
Wat dit onderzoek van Bauke vooral laat zien, is dat er veel verschillende factoren zijn die invloed hebben op de datakwaliteit in EEG-onderzoek bij kinderen. Sommige van deze factoren kan je simpelweg niet controleren. Zo is het bijna onmogelijk om niet beide geslachten te meten in een onderzoek, en het uitsluiten van baby’s op basis van de hoofdvorm is ook niet echt een optie.
Waarom is inzicht in deze factoren dan toch belangrijk? Bauke: “Het is goed om je als onderzoeker te realiseren dat deze zaken je data beïnvloeden. Bijvoorbeeld als je een groep baby’s twee keer bestudeert, één keer in de winter en één keer in de zomer om te zien hoe de hersenen zich in de loop van de tijd ontwikkelen. In deze gevallen kunnen bepaalde vooroordelen in de resultaten sluipen op basis van verschillen in tijdstip waarop gemeten is. Daarom is het zo belangrijk dat je bij het ontwerp en je analyse van je onderzoek, altijd rekening houdt met dataverlies.” Voorkomen van dataverlies lukt dus nooit helemaal. Maar de inzichten uit de publicatie van Bauke helpen alle kind- en jeugdonderzoekers bij het verbeteren van hun onderzoek.