Carlijn ontdekt...
Carlijn ontdekt: een hele week programmeren
Waarom moet een kinderonderzoeker computerprogramma’s schrijven?
Laatst zag iemand een boek in mijn kast staan met de titel ‘Programmeren’. Moest ik als kinderonderzoeker computerprogramma’s schrijven? Inderdaad: in mijn boekenkast staat tussen de boeken over emotieherkenning, het babybrein en EEG, ook een exemplaar over programmeren. Ja, dat met al die codes. Als kinderonderzoeker moet ik van vele markten thuis zijn!
Waarom een computerprogramma?

Carlijn (links op de foto) aan het werk in het KinderKennisCentrum
Als onderzoeker wil ik dat veel dingen heel precies en bij voorkeur automatisch gebeuren. Ik wil bijvoorbeeld meten of hersenactiviteit van baby’s anders is wanneer ze naar blije gezichten kijken, dan wanneer ze naar angstige gezichten kijken. Hiervoor moeten de gezichten op een scherm verschijnen, bij ieder kind precies even lang. Ik meet ondertussen de hersenactiviteit, en vervolgens wil ik de resultaten bekijken.
Om dat te doen selecteer ik de stukjes activiteit van wanneer een gezicht in beeld was. Ook selecteer ik zo goed mogelijk het gemeten signaal dat echt van de hersenen kwam, en niet verstoord is door bijvoorbeeld bewegingen van het kind. Het tonen van de gezichten en het selecteren van de stukjes hersenactiviteit kan ik het beste met een computerprogramma doen. Maar die computerprogramma’s bestaan nog niet. Ik zal ze zelf moeten maken. Programmeren dus!
Hoe doe ik dat dan, met al die codes?
Je kunt programmeren vergelijken met een stuk tekst schrijven, maar dan in een andere taal. In mijn geval zelfs een taal die je maar een beetje spreekt. Eerst schrijf ik zo precies mogelijk alle stappen op die het programma moet doen, bijvoorbeeld dat delen wanneer een kind bewogen heeft eruit gehaald moeten worden, maar ook aan welke kenmerken de hersenactiviteit moet voldoen om het ‘bewogen’ of ‘niet bewogen’ te noemen.
Maar wat nou als het in een deel van de metingen lijkt alsof het kind bewogen heeft, en in een ander deel van de metingen niet? Zie dat maar eens te vertalen naar computertaal! Gelukkig is er Google… Vervolgens zet ik de woorden in de juiste volgorde, net als wanneer je een tekst schrijft. Dat is een grote uitdaging. Soms mis ik net 1 woord of leesteken, waardoor het programma niet goed werkt of iets anders doet dan ik bedoelde.

Soms is het spannend of het gaat lukken. Ik programmeer niet dagelijks, waardoor ik sommige onderdelen van detaal weer moet opzoeken en proberentoe te passen. Als ik ga programmeren, moet ik er dan ook echt voor gaan zitten. Alleen als ik genoeg tijd heb om alles uit te denken en op te zoeken, werkt het. Het programma om de resultaten van hersenactiviteit te bekijken, kostte me wel een week. Maar als het dan lukt, is het heel leuk: je hebt zelf iets geschreven waardoor de computer automatisch precies doet wat jij wilt!